Iedereen heeft emoties, deze emoties ervaar je soms als prettig en soms als minder prettig. Je hebt een emotie. Uitspraken als: “ik ben boos” of “ik ben verdrietig” zijn onjuist. Je bent de emotie niet. Jouw emotie definieert immers niet wie jij bent. Een emotie kan namelijk ook weer opeens verdwijnen en op een ander moment in een andere vorm terugkomen.
Door te zeggen dat je iets (of een emotie) bent, wordt het heel lastig om uit dit zelf opgelegde kader te stappen. Immers als je boos bent, hoe kan je je dan opeens blij voelen?
Gegijzeld door emoties
Soms hebben we het gevoel dat we worden gegijzeld door onze emoties, alsof ze ons volledig overnemen en wij niet meer zelf kunnen bepalen wat we doen. Dan hebben we niet meer het gevoel dat we emoties alleen maar ervaren, nee dan hebben we het gevoel dat we volledig machteloos staan tegenover een emotie. En wat een ander dan ook zegt, de emotie blijft. Want jij gelooft immers jouw eigen gedachten en overtuigingen.
Bijvoorbeeld. Je bent bang voor een slang. Wanneer ik tegen jou zou zeggen: “Slangen zijn niet eng”. Dan zou dit hoogstwaarschijnlijk niets veranderen aan de mate van angst die jij ervaart voor slangen. Of stel je voor ik heb een slang als huisdier en ik zeg tegen je: “Deze slang doet niets hoor!” Ook dit zou waarschijnlijk je angst niet wegnemen, misschien alleen maar vergroten wanneer de slang met jou in de kamer is.
Angst laten afnemen
Pas wanneer je de overtuigingen die je over slagen hebt, kan veranderen (bijvoorbeeld: slangen bijten, slangen zijn giftig etc), zal jou angst voor slangen afnemen. Jouw angst voor slangen zou kunnen afnemen door het opdoen van fijne goede ervaringen met slangen. In het begin wanneer jij met een slang in een ruimte zou zijn, of wanneer jij een slang zou aanraken zou dit jou waarschijnlijk (nog) enorm veel angst opleveren. Naarmate je het vaker doet, en de goede ervaringen met de slang blijft voortduren, neemt de angst af.
Je hebt vast een zelfde soort situatie meegemaakt in je leven. Ga maar eens na, wat vond jij eerst heel spannend of eng en nu niet meer? (voor het eerst met het openbaar vervoer, of voor het eerst met een bepaalde persoon praten). Door toch met deze enge situatie in aanraking te komen en er mee te oefenen, neemt de angst af en groeit je vertrouwen in deze situatie. Het vertrouwen kan zo sterk toenemen dat je hetgeen wat je eerst spannend vond, nu zonder na te denken doet. Andersom werkt het ook zo. Stel je doet iets wat je helemaal niet eng vindt een tijd niet, dan kan het zo zijn dat opeens angst ervaart wanneer je dat geen weer gaat doen.
Het is van belang de angst van een ander te respecteren. Het feit dat jij niet bang bent voor slangen, neemt niet weg dat de ander deze angst wel ervaart. Het feit dat jij als lezer niet bang bent voor bepaalde soorten voeding neemt niet weg dat iemand met een eetstoornis deze angst wel ervaart. Ergens bang voor zijn is geen keuze, deze angst in stand houden door constant maar manieren te bedenken om de angst te vermijden, dat is wél een keuze. Iemand anders of jezelf aanspreken op compensatie gedrag (angst vermijdend gedrag) kan je doen vanuit liefde. Ga het gesprek aan met de ander of met jezelf. Waar ren je voor weg? Heeft dit vooral zin op de korte of op de lange termijn? waar ben ik over een jaar als ik weg blijf lopen voor mijn angst. Is mijn angst door bepaalde situaties uit de weg te gaan alleen maar toegenomen of juist afgenomen, ben ik nu voor meer dingen bang geworden?
Iemand anders aanspreken op een irreële angst over bijvoorbeeld eten of bewegen kan je niet doen. Een angst is een angst, het feit dat jij als buitenstaander de ander vertelt dat hij of zij niet bang hoeft te zijn, gaat de ander niet minder angstig maken. Help de ander om te gaan met de angst!
Wees je er daarbij van bewust dat je hersenen het woordje ‘niet’ en ‘geen’ niet registeren. Dus wanneer ik zeg: “Denk niet aan een kat die geen muis vangt”, heb jij al gedacht aan een kat die een muis vangt. Dus zeggen tegen iemand dat de angst niet nodig is, zorgt ervoor dat je eigenlijk aan de ander vertelt: “je angst is nodig”.
Kortom, blootstelling aan hetgeen wat je eng vindt, zorgt uiteindelijk voor minder angst. Het kan enorm lastig zijn om juist die dingen te gaan doen die je angstig maken. Je wil namelijk die emoties die hierbij komen kijken liever niet voelen.
Bewijs: de eetstoornis zorgt uit voor meer angst!
Stel je voor. De onderstaande tabel weergeeft aan de linkerkant een leven met een eetstoornis en aan de rechterkant een leven zonder eetstoornis. In het midden staan de emoties die je kan ervaren wanneer jij iets doet of gaat doen wat niet van de eetstoornis mag. De eetstoornis zet deze emoties in, zodat jij gaat luisteren naar deze eetstoornis stem.
Je weet als je tegen de stem in gaat, dat je deze emoties hoogst waarschijnlijk zou ervaren. Hoe hoger het kruisje in de tabel staat hoe meer en sterker de emoties zijn die je ervaart.
Stel je voor ik zeg tegen jou terwijl jij je aan de linkerkant in het “leven met een eetstoornis” bevind: “Jij moet nu een bakje patat leeg eten”. Waar zet jij dan een kruisje? Vervolgens vraag ik je, om een appel te eten, waar zet je dan een kruisje? Waar zou je een kruisje zetten wanneer je niet weet wat je die dag moet gaan eten, of in welke sociale eetsituaties je terecht komt?
Waar zou je een kruisje zetten wanneer je een belangrijke toets of presentatie zou hebben in het leven met een eetstoornis?
Waar zet je een kruisje wanneer je een telefoontje krijgt van een bekende, en hij of zij zegt tegen je: “Ga even zitten er is iets ergs gebeurt?”
Nu stel ik je precies dezelfde vragen, en stel je nu eens voor dat je je in “een leven zonder eetstoornis” bevindt. Waar zet je dan de kruisjes? Grote kans dat je de kruisjes die gerelateerd zijn aan eten, helemaal beneden zet. En dat de kruisjes die te maken hebben met andere zaken op dezelfde plek blijven staan.
Wanneer je dus eerlijk naar de antwoorden op deze vragen en naar deze tabel kijkt, kunnen we concluderen dat een leven met eetstoornis ervoor zorgt dat de kruisjes veel hoger komen te staan en er veel meer: angst, paniek, verdriet en boosheid wordt ervaren. Terwijl de kruisje bij een eetstoornis vrij leven veel lager staan, en er dus minder van deze emoties ervaren worden. Dus ga je (eet)uitdagingen aan, ook al dreigt de eetstoornis met deze emoties. Jij weet nu dat het niet klopt, dat je juist door de eetstoornis veel vaker en heftigere nare emoties ervaart dan in het leven zonder eetstoornis. Je ervaart nu al zo vaak emoties als angst, paniek, verdriet en boosheid doordat je in een situatie komt die te maken heeft met eten, je kan er nu voor kiezen om deze emoties nuttig te maken. Want als je deze emoties toch al ervaart, waarom zou je dan niet beter kunnen ervaren terwijl je nu de (eet)uitdagingen aangaat?